Help mee!

Depressie en slechtziendheid

Als goedziend persoon die regelmatig mensen ontmoet die blind of slechtziend zijn, heb ik me regelmatig afgevraagd hoe ik zou reageren als ik zelf een visuele beperking zou krijgen. Zou ik dat dapper kunnen accepteren of zou ik ‘er aan onderdoor gaan’? Hulpverleners zien regelmatig mensen die het er erg moeilijk mee hebben en er zelfs van in een depressie komen. Om deze mensen beter te kunnen ondersteunen is onderzoek gedaan naar de vraag of slechtzienden in verhouding meer depressieve klachten hebben en zo ja, hoe zij dan het beste ondersteund kunnen worden. We praten met dr. Ruth van Nispen, senior onderzoeker op de afdeling Oogheelkunde van het VU medisch centrum van Amsterdam, die in 2009 promoveerde op een onderzoek naar kwaliteit van leven bij ouderen met een visuele beperking.

Wat was de aanleiding voor uw onderzoek?

Eerder werkte ik bij een instituut waar ik onderzoek deed naar kwaliteit van leven na revalidatie in het algemeen. Toen ik bij het VUmc ging werken, kreeg ik de kans om te achterhalen hoe de levenskwaliteit specifiek voor oudere slechtzienden is. Ik was daarin geïnteresseerd en ik zag ook het belang van een goede aanpak wanneer zou blijken dat dit een groep zou zijn die extra ondersteund zou moeten worden. Wat bleek? Bijna de helft van de ondervraagden had significante depressieve klachten. Dat was echt een eyeopener voor me. Eerder was er door Michiel de Boer al onderzoek gedaan naar het voorkomen van depressie bij oudere slechtzienden op korte termijn. Ik heb dat onderzoek uitgebreid naar de lange termijn. 

Om hoeveel mensen ging het?

We hebben in totaal 276 mensen gescreend op depressieve klachten. Allemaal mensen met oogaandoeningen die vooral ouderen treffen zoals: macula degeneratie, diabetische rhetinopathie, of glaucoom.

Wat hebt u precies onderzocht?

We hebben gekeken hoeveel mensen depressieve klachten hadden, hoe ernstig die klachten waren en of ze te maken hadden met hun slechtziendheid. We wilden ook achterhalen welke factoren meer of minder invloed hebben.

En?

Ook in dit onderzoek bleek een op de drie van de ondervraagden klachten te hebben en die bleken dan vooral samen te hangen met het verlies van zelfstandigheid. Het is niet gemakkelijk te accepteren wanneer je niet meer zelfstandig de straat op kunt of durft, wanneer je jezelf niet meer goed kunt verzorgen en allerlei gewone, praktische dagelijkse vaardigheden niet meer kunt uitvoeren. Ook mensen die altijd al wat moeite hadden met stressvolle gebeurtenissen, hadden wat meer kans op klachten. Ook kan meespelen dat ouderen in verhouding meer kans hebben om ziek te worden of hun partner te verliezen. Daardoor zullen sommigen ook wat bezorgder zijn of angsten ontwikkelen. We zien dat het een soort stapeling is van zorgen, angsten en vaak ook rouwverwerking.

Iets meer vrouwen dan mannen bleken klachten hebben. Zes procent van de ondervraagden kampte met een echte depressieve stoornis. Zowel de somberheidklachten als de echte depressie zagen we in onze groep tweemaal zo vaak als in de algemene bevolking.

Hoe wist u dat het om een echte depressie ging?

In de vragenlijst maakten we onderscheid tussen somberheidklachten en klachten die horen bij een echte stoornis. Bij dit laatste gaven mensen bijvoorbeeld aan dat ze zich meer dan twee weken lang elke dag depressief voelden. Maar ook dat ze hun interesses verloren en/of dat ze een verstoord slaap- en eetpatroon hadden. Sommigen waren hyperactief, anderen juist heel traag. Ook dachten sommigen soms aan suïcide.

Wat hebt u met deze gegevens gedaan?

Omdat angst en depressie grote effecten hebben op kwaliteit van leven hebben we, in overleg met Visio, Bartiméus en de Vlaamse organisatie Licht en Liefde, het afgelopen jaar een nieuw onderzoek opgezet. Zo willen we proberen mensen met depressieve klachten zodanig te helpen dat een echte depressie voorkomen wordt. Daarvoor hebben we een stappenplan bedacht. De mensen die risico lopen worden gescreend zodat we weten hoe ze er op dat moment voorstaan. Na drie maanden screenen we opnieuw zodat we kunnen vaststellen of de klachten verminderd zijn, of vanzelf zijn verdwenen. Als dat niet het geval is, bieden we een zogenoemde zelfhulpcursus aan die bestaat uit ondersteunende oefeningen op cd. Er hoort ook een dagboekje bij waarin de mensen dagelijks hun stemming noteren en de activiteiten die ze ondernemen. Een door ons getrainde ergotherapeut legt iedereen persoonlijk uit hoe de cursus gevolgd moet worden. Dit deel van het onderzoek wordt uitgevoerd door Hilde van der Aa, die ik begeleid bij haar promotieonderzoek. Als dit na een half jaar nog geen effect op de stemming heeft wordt er een psycholoog of maatschappelijk werker bij betrokken die in zes sessies persoonlijke ondersteuning geeft. Als de klachten aanhouden of verergeren wordt de huisarts ingeschakeld.

Zal de zorg door dit onderzoek goedkoper of duurder worden?

Als een depressie voorkomen kan worden, zal dat op de eerste plaats voor degene die het betreft een zegen zijn. Met een optimistische, minder angstige instelling zul je veel beter kunnen openstaan voor de nieuwe vaardigheden die je moet leren wanneer je slechtziend wordt. En natuurlijk, dat kost de maatschappij minder geld. Toch ook niet onbelangrijk in de huidige tijd. Het is een belangrijk onderzoek. Met de uitkomsten zullen met name de trainers en therapeuten van de revalidatie-instellingen voor blinden en slechtzienden in ons land hun voordeel kunnen doen. Cliënten die door persoonlijke omstandigheden niet goed kunnen revalideren, zullen wellicht beter geholpen kunnen worden wanneer ze eerst ‘beter in hun vel zitten’.


 Uit: De Stem van Grave, maart 2013

Meer Oogaandoeningen

Deze website is drempelvrij