Help mee!

Onderzoek bij cliënten met NAH

Onder de vele slechtziende en blinde bezoekers bij Visio zien we, waarschijnlijk vanwege de vergrijzing van de bevolking, in toenemende mate mensen met dementie of NAH. (Niet aangeboren hersenletsel na bijvoorbeeld een herseninfarct of –bloeding.) Onderzoek bij deze cliënten is niet altijd eenvoudig omdat zij soms niet kunnen aangeven wat ze wel of niet kunnen zien of omdat zij het doel van het onderzoek niet kunnen begrijpen. Om te horen hoe zo’n onderzoek dan in zijn werk gaat praten we met Ryszard Chmielowski, optometrist en low-visionspecialist bij Visio in Breda.

Wat houdt uw functie precies in?

Een optometrist heeft kennis van alle mogelijke oogaandoeningen en oogafwijkingen en die kom je op het spoor door metingen te doen. Je doet bijvoorbeeld een brilmeting, je kijkt naar de gezichtsscherpte, naar een eventuele beperking van het gezichtsveld en je onderzoekt de lichtbeleving. Vervolgens onderzoek je of eventuele afwijkingen te maken hebben met bepaalde ziekten van het oog. Als dat allemaal goed in kaart gebracht is, komt de low-visionspecialist aan bod. Die bepaalt, samen met de cliënt, welke hulpmiddelen van nut kunnen zijn.

Wat is er ánders aan oogonderzoek bij dementie of NAH?

Wat ik nu zeg, geldt niet voor al deze cliënten maar in het algemeen neemt het onderzoek, om diverse redenen, veel meer tijd in beslag. De meeste mensen brengen een vertrouwd persoon mee maar toch zijn ze vrijwel allemaal angstig. Ze hebben vaak al veel te verstouwen door de rigoureuze invloed die een herseninfarct of –bloeding op hun leven heeft of ze weten, door geheugenproblemen, niet wat ze hier nu eigenlijk komen doen. Het komt ook voor dat ze zich schamen omdat ze dat wat ze willen aangeven niet goed onder woorden kunnen brengen.

Hoe ga je daarmee om?

Allereerst neem ik tijd. Erg veel tijd. In principe probeer ik een onderzoek in één keer af te ronden maar als ik merk dat het te vermoeiend is, doe ik het in twee fases. Ik probeer mensen op hun gemak te stellen. Vraag hun bijvoorbeeld om eens iets over hun hobby’s te vertellen. Maar ook als ik merk dat ze iets kwijt willen over hun ziekte of zorgen, luister ik daar graag naar want dat maakt vaak al duidelijk of ze wel of niet optimistisch zijn, of ze openstaan voor eventuele aanpassingen en hulpmiddelen of juist niet. Als ik voel dat de cliënt niet ontspant of moe wordt, stel ik voor even te pauzeren en bied ik een kop koffie of thee aan. Dit valt onder de zogenoemde ‘intake’. Daarbij hoor en zie ik al heel veel. Als iemand me bijvoorbeeld vertelt dat hij of zij niet graag in de zon zit en overdag liever niet naar buiten gaat, zal ik zeker extra aandacht aan de lichtbeleving geven. Hoe zit het bijvoorbeeld met verblinding? De intake probeer ik automatisch in het eigenlijke onderzoek over te laten gaan.

Hoe gaat het onderzoek in zijn werk?

Heel rustig. Het mooie is dat wij hier prachtige instrumenten hebben die mensen over het algemeen geen schrik aanjagen. Bijvoorbeeld een kleine, handzame refractometer die je zelfs kunt gebruiken als iemand op bed zou liggen. In principe leg ik altijd op een eenvoudige manier uit wat ik ga doen maar ik merk ook weleens dat cliënten daar onrustig van worden en dan pas ik me daarop aan en probeer ik ze wat af te leiden. Ik doe dus eerst een aantal metingen en als er afwijkingen zijn, kijk ik of ze te maken hebben met bepaalde aandoeningen.

Moet de cliënt adequaat kunnen reageren?

De meeste metingen zijn objectief. Die kan ik doen zonder actieve medewerking van degene die onderzocht wordt. Maar ik vraag bijvoorbeeld ook om iets voor te lezen en dan komt het voor dat iemand zegt het absoluut niet te kunnen. We weten dat mensen die dementeren soms niet meer een hele regel kunnen overzien en dan zeggen dat ze niet meer kunnen lezen. Als je ze vervolgens een kaart toont met één woord, lezen ze het vrijwel altijd meteen. Het komt ook voor dat iemand niets op de letterkaart zegt te kunnen zien maar het wel goed kan aanwijzen. Als het nodig is gebruiken we dus foefjes. Er zijn cliënten die bewust slecht scoren. Dan denken ze bijvoorbeeld: als ik dit nu verkeerd lees, dan krijg ik een bril en dan is alles over! Met nadruk wil ik zeggen dat mensen dit niet met kwade opzet doen; het is eerder een zekere kinderlijkheid of naïviteit ten gevolge van de hersenaandoening. Overigens blijkt na onderzoek dat het merendeel van deze cliënten slecht ziet en hoewel de techniek steeds slimmer wordt, zien we juist bij hen aandoeningen waar we weinig tot niets aan kunnen verhelpen.

Kunnen deze cliënten begrijpen wat er mis is?

Lang niet altijd maar dat geldt ook voor veel andere cliënten. Kennis van het oog is niet gemakkelijk. Ik vraag wel regelmatig of er behoefte aan meer uitleg is. Dan gebruik ik een keramieken oogmodel en probeer ik een en ander te verduidelijken.

Hoe kun je cliënten verder helpen?

Zoals gezegd kunnen hulpmiddelen zoals brillen, filters of speciale kijkertjes, handloepen, beeldschermloepen of vergrotingsprogramma’s op de computer en lichtaanpassingen helpen. We hebben infomedewerkers, ergotherapeuten en zelfstandigheidstrainers die cliënten met hulpmiddelen kunnen leren omgaan. Onze maatschappelijk werkers kunnen helpen bij de verwerking van de beperking. Meestal is ook een van onze psychologen bij het onderzoek aanwezig. Dat is belangrijk voor een goed inzicht in de manier waarop we iemand aan kunnen leren met een nieuw hulpmiddel om te gaan.

5 tips waar onderzoekers van mensen met dementie rekening mee moeten houden

  1. Neem ruim de tijd, doe het onderzoek desnoods in twee keer.
  2. Stel mensen op hun gemak zodat ze ontspannen.
  3. Vraag hen iets over hun dagelijks leven te vertellen en luister naar het verhaal tussen de regels door.
  4. Realiseer je dat de cliënt niet altijd adequaat reageert.
  5. Geef duidelijke uitleg, gebruik desnoods een model.


Uit: De Stem van Grave, september 2013

Meer Oogaandoeningen

Deze website is drempelvrij